|
|
hiermee de adem
(= ademsteun). Als deze balans – die overigens steeds
verandert met de dynamiek, toonhoogte en kleur – er is, dan
stroomt de adem. Er is dus wel degelijk sprake van een
besturingsmechanisme tijdens het zingen. Wie bij het zingen
de adem laat weglopen, loopt leeg en de adem stroomt niet.
'De adem komt overal in je lichaam'
Het hangt ervan af hoe je dit ziet en vooral hoe je dit
formuleert. Er moet hier een onderscheid worden gemaakt
tussen de adem die in de longen komt, en de zogeheten
‘ademruimtes’. Ademruimtes zijn alle ruimtes die open kunnen
gaan ten gevolge van de adem die is binnengekomen. Dat zijn
allereerst de verschillende holtes in het lichaam, zoals
buikholte, borstholte, keelholte. Om deze holtes te laten
uitzetten, zijn spieren nodig, bijvoorbeeld de
tussen-ribspieren en de strottenhoofdspieren. Eigenlijk
groeit het lichaam, binnen zijn elasticiteit, overal. Je zou
in die zin kunnen zeggen dat de adem overal in je lichaam
komt. Tijdens het zingen probeer je al deze ruimtes in
ver-binding met elkaar open te houden. Dat betekent voor de
adem dat ze een circulatiecircuit aflegt door je hele
lichaam (het verticale gevoel tegenover het horizontale,
zie het artikel ‘Adem is als de wind’, Liedvriend 4, 2006).
Ook hier komt je houding om de hoek kijken: overal waar je
ingezakt of overstrekt bent, stagneert de ademstroom.
'Je hoort je adem te sparen bij het
zingen'
Nee, maar ook dit is een kwestie van formuleren. De adem
moet gul, zonder voorbehoud worden gegeven. Sterker nog: je
moet jezelf als zanger aan deze stroom overgeven. Zangers
die bewust hun adem tegenhouden, houden een verkeerde
controle vast. Hun zingen klinkt te beheerst, de klank is
begrensd, ze kunnen moeilijk legato zingen en lopen al snel
achter, omdat de adem vooruit hoort te lopen op de klank.
Anderzijds is er wel sprake van beheersing, doordat de adem,
die in principe direct via de mond onbe-lemmerd naar buiten
wil, contact vindt met het middenrif dat gaat reguleren.
Deze beheersing is goed en voorkomt dat een zanger te wild
zingt en met te veel lucht.
'Je moet tijdens het zingen de adem
laag houden'
De adem laag houden tijdens het zingen is een uitspraak die
vaak verkeerd begrepen wordt. De adem verplaatst zich door
het lichaam. Hierop rea-geren de stembanden en dus de klank.
Door de verplaatsing en de vaart van de adem, voedt de adem
de stem, en dus de klank. De adem laag houden betekent
meestal dat je de adem gaat vastzetten, gaat tegenhouden en
dat is juist niet de bedoeling. Wat er bedoeld wordt, is dat
je laag in je lichaam blijft, door je middenrif goed te
gebruiken. Dat houdt de klankkast open tot op je bekkenbodem
terwijl je misschien een hoge toon zingt. Als het goed is,
ervaar je deze toon dan ook niet als hoog. Het is dus niet
zozeer een ademervaring, maar een lichaamservaring: je stelt
je instrument in.
'Ademsteun is het middenrif laag
houden'
Ja, dat heeft er wel mee te maken, maar het is niet het héle
verhaal … Het middenrif gaat een spel aan met de uitademing,
waarbij het moet leren lager ingebed te blijven, terwijl de
adem wel uitstroomt. Wie aan ademsteun wil werken, werkt dus
tegelijkertijd aan de adem en aan de steun (= onder-steuning)
en moet leren hoe deze twee elkaar in balans houden. Het is
lastig deze koppeling te leren voelen. Het belangrijkste is
om het middenrif laag te houden en niet te vertalen in het
opzij duwen van je buik. Hiermee zet je deze grote spier
vast en daarmee ook de adem. Bij het leren lager houden van
je middenrif is het belangrijk dat je het principe kent van
waaruit je het middenrif kunt aansturen of bespelen,
namelijk vanuit zijn elasticiteit. Je kunt het middenrif
binnen de grenzen van zijn eigen elasticiteit leren rekken
naar beneden. Hiervoor is een lichte weerstand nodig. Als je
bijvoorbeeld je hand op een skippybal legt, kun je deze
zachtjes naar beneden laten veren in plaats van je hand in
de bal te duwen. Het middenrif is een soort jojo die je van
bovenaf bedient en die je van daaruit reguleert. Als je dit
kunt, blijft je klankkast open zonder iets vast te zetten.
Dan klinkt je stem vol en veerkrachtig, maar druk je niet.
'Ademsteun is moeilijk te leren'
Ademsteun is goed te leren. Ademsteun is niet vaag, maar
gaat over dingen die in je lichaam voelbaar of hoorbaar
zijn. Maar als je niet bij de gelukkigen hoort bij wie het
vanzelf goed gaat, is er aandacht voor nodig. Zangers we-ten
niet altijd waar hun middenrif zit. Ze wijzen naar een plek
laag in de buik, terwijl het juist aan de voorkant hoog
aangehecht zit, daar waar de twee ribbenbogen samenkomen in
het midden. Nog minder zangers weten dat het middenrif aan
de achterkant uitloopt via lange, sterke spierbundels en
aangehecht zit aan je laagste rugwervels. Als je je
middenrif wilt leren bespelen en wilt verbinden aan je adem,
is het goed deze aanhechtings-punten te kennen, omdat het
middenrif hier het duidelijkst voelbaar reageert. Hoewel je
je ademsteun in het dagelijks leven heel vaak goed gebruikt
zonder dat je het weet, bijvoorbeeld als je schreeuwt of
lacht, lijk je het bij zingen bewust te moeten aanleren. Het
moet in je systeem komen en geautomatiseerd raken. Pas dan
hoef je er niet meer steeds aan te denken en werkt het tóch.
Met adem is dus goed contact te krijgen als ze ver-bonden is
aan je lichaam en van daaruit aan de stem. Dan zing je heel
gemakkelijk en voel je de stroom. Een zanger is zijn eigen
instrument. Dat wordt gemakkelijk gezegd, maar het heeft
veel consequenties.
© Hetty Gehring
Dit artikel werd gepubliceerd in De Liedvriend, jaargang
2007, nr.4
|
|